HET WATERPOMPSTATION (de “Wetterleiding”)
De stad Leeuwarden had in de tweede helft van de 19de eeuw door de gestage groei van het inwonertal in droge zomers niet de beschikking over genoeg water. Men moest dan water met pramen laten aanvoeren van wateren van buiten de stad. Jarenlang heeft men op allerlei manieren getracht een oplossing hiervoor te vinden, zowel binnen als buiten de stad. Uiteindelijk werd gekozen voor de aanleg van een pompstation met een ‘prise d’eau’ (watervang) aan de Pikmar/Wide Ie te Grou, omdat hier zulk schoon water aanwezig was. Dit ging door, hoewel één van de ingebrachte bezwaren hiertegen van iemand uit de gegoede burgerij luidde dat “het personeel lui zal worden als het water zoo maar uit een kraantje komt”.
In 1888 is het zover en werd het pompstation in werking gesteld. Twee jaar later ontstaat beroering over berichten als zou de Pikmar worden verkocht aan de Leeuwarder Waterleiding Maatschappij. Provinciale Staten sturen een ‘adres’ naar de Eerste en Tweede Kamer om verkoop tegen te gaan. Ook in het dorp leefden uiteraard bezwaren, men was o.a. bang dat het meer gesloten zou worden voor pleziervaartuigen. Op 8 augustus 1890 staat het volgende bericht in de Leeuwarder Courant:
“Uit ’s Gravenhage meldt men dat de Minister van Financiën, naar aanleiding van de bij de Tweede Kamer ingebrachte bezwaren tegen den verkoop aan de Leeuwarder Waterleiding Maatschappij van het Pikmeer en de Wijde Ee bij Grouw, van plan zou zijn het aan de Tweede Kamer ingediende wetsontwerp tot bekrachtiging van dien verkoop in te trekken. In plaats daarvan zou hij dan aan de genoemde maatschappij het gebruik der wateren tegen eene vaste jaarlijksche retributie blijven afstaan”.
Toch is er in 1892 een (tijdelijk) hardzeilverbod gekomen op de Pikmar. Het water uit de Pikmar was bestemd voor drinkwaterdoeleinden. Wegens ‘sporadische gevallen’ van Aziatische cholera werd hardzeilen op de Pikmar niet toegestaan. Het gemeentebestuur zal het raadzaam hebben gevonden, i.v.m. besmettingsgevaar, het varen op mogelijk ‘vaarbevuild’ water zoveel mogelijk te beperken.
Het waterleidingbuizennet in de provincie breidde zich in de loop der jaren gestaag uit en steeds meer gemeenten sloten zich aan. Door deze toename drong de stad Leeuwarden aan op een soort van samenwerkingsverband van deze gemeenten. Dat is er gekomen op 29 september 1922 met de oprichting van de N.V. Intercommunale Waterleiding Gebied Leeuwarden (IWGL).
In de jaren 1923 en 1924 wordt al hard gewerkt aan een nieuw hoofdpompstation bij Noardburgum. Hier kon namelijk schoon grondwater worden opgepompt en was men minder afhankelijk van het oppervlaktewater. ‘Noardburgum’ wordt op 1 januari 1925 in gebruik genomen en nog in datzelfde jaar wordt het pompstation bij Grou buiten werking gesteld. Begin juni 1927 worden de machines en het buizenstelsel van de watervang verwijderd en op donderdag 16 juni laat men de schoorsteen vallen. Tegenwoordig zijn de opstallen in gebruik als zomerverblijf, genaamd Marswier.
Op Google Earth kunt u de omtrek van de ‘prise d’eau’ nog goed in het veld herkennen.
Bron: Van Drinkwaterbron tot Drinkwaterleiding, t.g.v. het 25-jarig bestaan IWGL
zie ook: