Voor versie in het Fries: klik hier
Hieronder een zogenaamde “heiploech” bij de bekende foto van de uitbreiding in 1927 van “De Bierhalle”. Met dank aan Gerben Ruurd de Vries (*1884). Dit stukje is door hem opgesteld in 1966, hij was toen dus 82 jaar oud.
Een heiploeg bestond uit tenminste vijf man. Dat hing af van het gewicht van het heiblok. Voor één man werd 15 kilo gerekend, dus voor vijf man werd dat ongeveer 75 kilo. Er werd wel eens een lid van de ploeg van verdacht dat hij er zich een beetje vanaf maakte. Om dat vast te stellen werd in de pauze zijn touw aan de ‘reap’ verbonden met een stukje garen. Was het goed dan raakte dat garen natuurlijk direct kapot, maar dan was die persoon vaak ‘niet zo blij’. Bleef het heel dan kwam de moord natuurlijk uit en werd het ploeglid direct aan de kant gezet.
Er werden dertig slagen gedaan, dat noemde men dan een ‘tocht’ of ‘lins’. Meer dan dertig slagen werden er niet gedaan, dan was het twee minuten uitblazen en als die om waren dan riep de heibaas “Haal op je hei” en begon men opnieuw.
Het tellen was altijd in het Nederlands. Ik heb het wel eens geprobeerd in het Fries, aldus De Vries, maar dan wil het niet heien, zei de ploeg.
1 Dat is er één 1 Haal op je hei
2 En één is twee 2 Al in de klei
3 Dat is er drie 3 Al in de grond
4 Die is voor Mie 4 Zo staat hij pront
5 Dat is er vier 5 Zo staat hij beter
6 Hei met plezier 6 Haal aan je veter
7 En dit is vijf 7 Haal aan je snaar
8 Dan komt de bakker 8 En help elkaar
9 Die slaat z’n wijf 9 Langzaam maar wis
10 Dat is er zes 10 Hei dan maar fris
11 Straks komt de baas 11 Wisse slagen
12 Al met de fles 12 Kan hij verdragen
13 En dit is zeven 13 Hoger op
14 Och wat een leven 14 Hoog is de zolder
15 Dit is nu acht 15 Laag is de vloer
16 Met alle macht 16 Hoog op je rolle
17 En dit is negen 17 Aardappels met knolle
18 Hij kan er tegen 18 Met spek erbij
19 Nu nummer tien 19 Is voor de heiers
20 ‘t Is gauw bezien 20 Een lekkernij
21 Hoger 21 Hoog in je bed
22 Hoger als hoog 22 Nog niet gezet
23 De keel wordt droog 23 Dat kleine paaltje
24 Haal op je blok 24 Dat schiet als vet
25 Hijs ‘t in de nok 25 Nu elk erbij
26 ‘t Gaat naar m’n zin 26 Haal op je hei
27 Hij komt er in 27 Nog ene keer
28 Sla op z’n pet 28 En dan niet weer
29 Hoog in je bed 29 Zet dan je blok
30 Strijk en zet 30 Op ‘t paaltje neer
Een enkele keer kwam het voor dat er aan het zogenaamde ‘fuotfeien’ (voetvegen) werd gedaan. Dat gebeurde als een bouwwerk zo ver klaar was dat het over een aantal weken in gebruik kon worden genomen. Als dan de eigenaar de vorderingen kwam opnemen, werd vooraf de boel wat opgeruimd. Dan haalde een opperman, die goed het woord kon doen, de eigenaar in. Hij had dan een lap in z’n hand en dan volgde een rijmpje als welkomsgroet. Ik meen dat het zo was:
Mijnheer ik ben genegen
U allebeide voeten te vegen.
Het gaat mij niet uit haat of nijd
Maar alleen om eigen profijt.
En de eigenaar, die vooraf ingeseind was, offerde dan een fles drank of een gulden. Bij de ‘meiboom’ was het iets anders. Bij de bouw van een boerderij reisde de opperman met een handvol takjes naar de naastgelegen boerderijen en gaf er een takje af met de boodschap dat de meiboom op het dak stond met daarbij een wenk voor een kleine fooi voor de werklieden. Kreeg de opperman wat mee dan was het resultaat meestal gelijk aan het ‘fuotfeien’.
Dit gebruik is zo langzamerhand uitgestorven. Er komt nog wel een vlag of boomtak op de naald, maar er wordt (geloof ik) niets meer voor afgedragen. Met het leggen van de ‘eerste steen’ ging het dezelfde kant op. Dat wordt nog wel toegepast, maar er komt geen personeel meer aan te pas.
Er werd ook nogal veel aan het zogenaamde ‘lapjen’ gedaan, een gebruik dat gelukkig verleden tijd is geworden. Dat was niet alleen het werk van het personeel, soms deden de bazen er ook aan mee. De werkdagen waren toen lang, `s morgens om vijf uur beginnen tot ‘s avonds acht uur en bijna niets verdienen. En veel ontspanning was er toen voor een arbeider ook al niet. Het ‘lapjen’ hield in dat elk vijf centen inlegde en daarvoor kreeg ieder dan iets meer dan één brandewijntje.
De fles en de ‘kikkert’ hadden een vast plaats. De ‘kikkert’ is een borrelglaasje zonder voet en daar moest iedereen die meedeed dan zijn deel uit drinken. Denk u eens in, wat een smerige janboel dat was. Er dronken ook pruimtabakkauwers en andere teringlijders uit hetzelfde glaasje. Daar hebben wij, als jongeren van toen, gauw een eind aan gemaakt. Je moet er toch niet aan denken.
Wat werd er toen al veel gedaan voor een borrel en wat gaf het allemaal. Men zei dat je er weer wat frisse moed van kreeg om het einde van de dag te halen. Maar als dat hét middel was om de dag vol te maken, dan zaten de bedenkers er ver naast.
Toen we streden voor een kortere werkdag en dat, met acties, voor elkaar kregen, was het met het ‘lapjen’ gauw gedaan, het is een zachte dood gestorven.
0-0-0-0-0