Onderwijs in vroegere tijden

Oorspronkelijk ging ook in Fryslân het onderwijs geheel uit van de rooms-katholieke kerk, die op zowel de onderwijzers als de gebruikte leerboeken nauwkeurig en streng toezicht uitoefende. In 1580 werd de rooms-katholieke leer afgeschaft en was slechts de gereformeerde religie toegestaan. Hoewel de kerkleer aanmerkelijk veranderde, bleef het beginsel “school nauw verbonden met kerk” bestaan. De schooldienaar, die tevens kerkdienaar was, stond uitsluitend onder toezicht van de predikant en de kerkenraad.

In de Friese dorpen, zo ook in Grou, was het de kerkvoogdij die scholen stichtte en onderhield. Ze beloonde de schoolmeesters met een karig loon, dat werd aangevuld met schoolpenningen die leerlingen moesten betalen voor het onderwijs.

Op de plek van het huidige catechisatiegebouw in de Kerkstraat, naast de kosterswoning, heeft eind 18de , begin 19de  eeuw de eerste school van Grou gestaan.

Oudste bericht over de school in Grou. De Leeuwarder Courant van 20 januari 1770 bericht als volgt:

“De KERKVOOGDEN van den Dorpe Grouw, zullen op Maandag den 29 January 1770, ’s zagtermiddags om één Uur praecys, ten Huize van Arent Hanses, Castelein in ’t wapen van Ydaarderadeel te Grouw, publyk aan de minstaannemende besteden ’t Afbreeken van de Oude SCHOOL, en ’t wederom Opbouwen van een Nieuwe SCHOOL aldaar, met de Materialen (uitgezondert Glaasen en Verwen) daartoe en aanbehorende, volgens bestek by YGE SIMONS Mr. Timmerman te Grouw te zien.”

In 1795 werd het staatsbestel in Nederland grondig gewijzigd: staat en kerk werden gescheiden. De schoolwetten van 1801, 1803 en 1806 maakten het onderwijs tot een staatszaak, al bleef de praktijk anders. Nog  jarenlang was het onderwijs en waren de schoolmeesters verbonden aan de kerk. Zowel door het werk (de schoolmeester bleef vooralsnog ook koster, organist, voorzanger), maar ook financieel: de schoolmeester werd deels betaald door de kerk.

De invloed van de Schoolwetten werd groter naarmate de tijd vorderde. Ook kundige en ijverige schoolopzieners (eigenlijk voorlopers van de huidige schoolinspectie), zoals de bekende J.H. Nieuwold uit Wergea, zorgden voor de verdergaande scheiding tussen kerk en onderwijs.

Er kwamen onderwijsgezelschappen, die grietenijbesturen en onderwijzers voorlichtten over schoolzaken en onderwijsmethodieken. Ze zorgden tevens voor een hoger niveau van de schoolmeesters, door het examineren van kandidaten. Tot slot zorgden zij ook voor het verbeteren van de omstandigheden op scholen.

Geale Douwes, rooms-katholiek en coster, is volgens de archieven de oudst bekende schoolmeester in Grou. We schrijven 1536. In 1580, na de Reformatie, is Rijenck Doijtiesz de eerste gereformeerde schoolmeester en coster in Grou.                                                                                            

Van “den Eerzamen Hendrik Bartels Idzerda” is zijn ‘beroepbrief’ uit 1768 bewaard.

Beroepbrief W.U. Boonemmer als “Schoolmeester, voorlezer, voorzanger, organist en koster met en benevens alle functiën daartoe van ouds behoor­ende”.

Als schoolmeester zal hij:

1. De jeugd in de school onderwijzen met aanwending van alle vlijt en vermogens in het lezen, schrijven, rekenen, in de school een goede orde onderhouden en zich in dat onderwijs gedragen naar de Reglementen op publiek gezag geamineerd of noch te maken.

2. Hij zal tweemaal des daags (de Zaterdag uitgezonderd) voor de middags van acht tot tien uuren en na de middags van twaalf tot drie uuren openbaar schoolhouden, en daarvoor tot schoolgeld genieten: Van iedere leerling in het lezen 6 stuivers, in het schrijven en zingen 12 stuivers, lezen, schrijven, rekenen en zingen 18 stuivers in de drie Maanden – doch zal de schoolmeester te zijnen koste voor de inkt in de school moeten zorgen.

3. Hij zal buiten de hier vooren genoemde openbare schooluuren, indien zich daartoe tien leerlingen opdoen, gehouden zijn vijf avonden ter week op zodanige avonden en uuren, als naar gelang van omstandigheden met overleg de Predicant en de kerkvoogden geschikt zal geoordeeld worden, in het zomersaijsoen avondschool houden, als voor ieder leerling genietende voor het onderwijs in het lezen, schrijven en zingen en rekenen, half zooveel schoolgeld als in Art. 2 is bepaald, voorts zal mede in het wintersaijsoen van Wijnmaand tot de eerste Grasmaand insgelijks avondschool worden gehouden, doch geene kinderen beneden de 10 jaren of die niet reeds zoo ver gevorderd zijn, dat zij de beginsels van lezen en schrijven hebben geleerd, en daarin tamelijke vorderingen hebben gemaakt, zullen op deze avondschool worden toegelaten – dus voor ieder leerling voor alle onder­wijs per Maand tot schoolgeld genietende 10 stuivers, en daar te boven een stuiver per week voor licht als de kaarsen gebrand worden, hierover dispuut ontstaande, zullen Predicant en Kerkvoogden daaromtrent beslissen.

4. Voor kinderen van ouders welke als algemeene Armen worden onderhouden, zal geen schoolgeld betaald worden, maar door de Kerkvoogden alleen schoolbehoeften worden gevalideerd.

5. Hij zal zoowel buiten als in de school nauwkeurig toezicht houden op het gedrag der leerlingen, overal zooveel in hem is zorgen dat de schoolieren geene buitensporigheden bedrijven op straten en wegen, niet om geld spelen, geen geweld of overlast doen, maar zich ordentelijk, Burgerlijk en beleefd jegens ieder gedragen.

6. Drie keer in het jaar in de weeken van Paaschen, Pinkster en Kersttijd zal er vacantie zijn en geen school worden gehouden.

7. In zijn hoedanigheid als voorlezer, voorzanger, organist en koster, zal hij vervolgens bij ieder Godsdienstoefening der Hervormde gemeente, Voorlezen en Voorzingen of het orgel bespelen.

8. Hij zal in dit werk zich gedragen naar de opgave en schikkingen bij elken dienst hem door den Predicant, naar gelang der omstandigheden te verrig­ten.

9. Als Koster zal hij de Kerkvoogden, den Predicant en den Kerkeraad ten dienste staan en de orders welke hem door dezelve tot dezen Post behorende gegeven worden, stipt uitvoeren.

10. Hij zal naar het tegenwoordig gebruik of zooals vervolgens door de Kerkvoogden zal worden bepaald, dagelijks de klok luiden, het Dorpsuurwerk opwinden, de Klokken en het uurwerk zooveel nodig smeeren, de Kerk Thoren en school droog uitstoffen en zuiver houden van spinrag.

11. Hij zal geen andere dan met approbatie der Kerkvoogden de gewoone Klok laten luiden, bij het beluiden der dooden en bij het begraven van lijken zorgen, dat de Klokken beneden geluid worden en ten einde voor te komen dat niemand bij diergelijke gelegenheden naar boven kan komen zal het uurwerk vooraf als de hamer van de Klok geligd wordt, worden gesloten.

12. Hij zal niemand met een brandende Pijp boven in den Thoren toelaten en alle spelen op het Kerkhof verbieden en weeren.

13. Hij zal nauwkeurig Register houden van Huwelijks Proclamatiën, Huwelijken, Gedoopten en leden der Gemeente.

14. Hij zal een avond ter week wanneer zich daartoe 10 leerlingen opdoen, les geven in het zingen van Psalmen en Evangelische liederen, en in de maand van ieder daarvan daarvoor genieten vijf stuivers.

15. Hij zal voor de in voorschreven qualiteiten en gezamentlijke diensten, en boven hetgeen bij sommige artikelen hiervoor is uitgedrukt genieten boven vrije woning in het schoolhuis, een jaarlijks Traktement van Drie Hondert en Vijftig Carolij Guldens.

Aldus gedaan bij Baljuw en Gemeentebestuur van Idaarderadeel, benevens Gecommitteerden, vergadert op de Regtkamer te Grouw, den 11 van den Slagtmaand 1809.

C. v. Scheltinga                      J.F. van Sloterdijck                            Hendrik Jans             Marten Gjolts Koldijk                

S. van Haersma                     H. Cannegieter Hzn.

De Franse school

Rond 1500 ontstonden er in Nederland Franse scholen. In de 17de eeuw waren zij al zeer talrijk en in de 18de eeuw namen ze nog in betekenis toe. Vooral in bepaalde kringen genoten ze grote populariteit, want het onderwijs was er heel wat breder dan de naam aangaf. In Grou bestond sinds 1819 een particuliere Franse school. Een zogenaamde bijzondere school van de 1ste rang, gedreven door Andries Clases Sjollema, die de 2de rang bezat en tevens ondermeester aan de gewone school was. In 1842 werd H. Wolff particulier Franse meester, opgevolgd in 1860 door “monsieur” Siebe Piers Sjollema. Rond deze tijd ging in Grou een 12-tal jongens naar school, later was er een 20-tal leerlingen, van wie het kleinste deel meisjes. Sedert 1867 verleende het dorp 300 gulden subsidie aan deze bijzondere school voor MULO. In april 1883 werd deze inrichting opgeheven. Op Franse scholen, een soort middelbare school, werd het onderwijs gegeven door Franssprekende protestanten. Franse scholen hadden, in tegenstelling tot Latijnse scholen, meer affiniteit met de moderne tijd. Er werden vakken als geschiedenis, talen en wiskunde gegeven. De Thorbeckewet van 1863, waarin de oprichting van de HBS en de MMS werd geregeld, had veel te danken aan de Franse school. Pas sinds het midden van de 19de eeuw was er sprake van een afname van het aantal Franse scholen.

——

Dank aan Stichting Historisch Onderwijs Grou: “De geschiedenis van het onderwijs in Grou” (2013).