Alexander Jacobus Kropholler werd in 1881 in Amsterdam geboren. Na een opleiding voor timmerman te hebben gevolgd op de Ambachtsschool, bouwde hij verder aan zijn carrière als autodidact. Hij stond onder invloed van de Franse architect, ingenieur en schrijver E. Viollet-le-Duc (1814–1879) en diens volgeling dr. P.J.H. Cuypers (1827–1921). Kropholler werkte als jonge tekenaar op het bureau van architect H.P. Berlage (1856–1914), die van essentieel belang is geweest voor de uiteindelijke vorming van zijn theorieën over het bouwen. (lees meer bij Raadhuis Grou)
Rond 1900 begon zijn samenwerking met architect J.F. Staal (1879–1940) die tot 1910 duurde. De bouwwerken die zij ontwierpen tonen in deze beginperiode een invloed van de Amerikaanse architectuur en van het rationalistisch bouwen, waarbij de architectuur van Berlage hun tot voorbeeld diende. De samenwerking met Staal eindigde nadat Staal een expressionistische tendens ontwikkelde in de stijl van de Amsterdamse School. Kropholler zag dit als grillige onnodige decoratie en bleef Berlage trouw. De ideeën van M.J. Granpré Molière (1883–1972) spraken Kropholler aan. Hij zag schoonheid als waarheid en er moest harmonie worden gecreëerd tussen bouwvormen en techniek. Evenals Molière was ook Kropholler katholiek. Volgens de denkbeelden van het katholicisme moet de kunstenaar een harmonie verwezenlijken tussen de mens en de omgeving. Gebouwen werden niet als zielloze massa’s gezien, maar als een vertaling van de geest van de bouwers. Zijn overtuigingen legde hij vast in boeken zoals “Over bouwstijl van vroeger en nu” (1941). Aan alles wordt aandacht geschonken: aan het gebouw in zijn geheel, gekoppeld aan de functie en aan de verschillende onderdelen, tot in de details. Het werk van Molière en Kropholler valt onder de zogenaamde Delftse School.
Kropholler baseerde op die waarden, die volgens hem de blijvende waarden zijn binnen een eeuwenoude bouwtraditie, en hij verafschuwde zowel de Amsterdamse School –om haar decoratie– als de Nieuwe Zakelijkheid om haar strikte functionalisme. Hij vond deze stromingen uitingen van de algemene verwarring van geest, die er heerste. Zijn “typerend Nederlandse” architectuur was niet “ouderwets”, maar ging juist verder dan de grillen van sommige geesten voor wie het modern was als het maar van beton, ijzer of glas was. De fundamentele, noodzakelijke bouweisen worden mede bepaald door de geschiedenis, de traditie en dus de volksaard van de mensen. Volksgeest en volkstraditie is het belangrijkste dat in een bouwwerk tot uiting moet komen. In de oorlogsjaren vielen dergelijke opvattingen uiteraard in goede aarde bij de Duitse bezetter. Het was geen probleem voor Kropholler te kunnen blijven bouwen met goedkeuring van de Duitsers.
DE BOUW VAN HET RAADHUIS IN GROU
In de theorieën van Kropholler heeft het dak bij uitstek een bijzondere betekenis, omdat een gebouw de functie heeft van beschutting en een samenstelling is van meer delen. De bakstenen muren zijn duidelijk ruimtebegrenzend en sluiten de binnenruimten van de buitenwereld af. Alleen de vensters, recht of gebogen, zes- of vierruits, laten de opgesloten inwendige ruimten ademen als echte gaten in de muurvlakken. Het gebruik van baksteen als bouwmateriaal is een hoofdprincipe in de bouwleer van Kropholler en maakt deel uit van de inheemse Nederlandse bouwtraditie. Kropholler bewonderde Berlage. De keuze van een bepaalde vorm wordt niet door de functie bepaald, maar vooral door de wijze waarop die vorm in het verleden was opgelost. Door die vormen opnieuw te gebruiken wordt het gebouw in verband gebracht met het verleden: het gebouw krijgt een tijdloze kwaliteit.
De middeleeuwse bouwvormen mogen volgens Kropholler niet losgelaten worden omdat ze aan een menselijke behoefte tegemoet komen. Deze bouwvormen uiten een innerlijke warmte en een hogere menselijkheid, een geestelijke dimensie en blijvende universele waarden.
Kropholler heeft een binding met de Friese cultuur en traditie en dus met dit raadhuis. Hij heeft het ontworpen zoals het is. Kropholler is van Deense afkomst en naar zijn zeggen had hij daardoor enige verwantschap met de Friezen en een levendige waardering voor de Friese geest, van onopgesmukte eenvoud, van recht door zee gaan, zo aardig uitgedrukt in de spreuken. Steen, hout en ijzer zorgen ervoor dat de stijl niet modern en niet antiek is.
Alles wat Kropholler voor het raadhuis in Grou heeft ontworpen is volgens de grondbeginselen van zijn bouwleer tot stand gekomen. Het ontwerp voor het raadhuis te Grou is een van de laatste projecten die de architect, toen zestig jaar oud, alleen heeft voltooid.
In 1973 overleed Kropholler, 89 jaar oud, in Wassenaar.
Bron: Stichting Monument van de Maand