In het doarp Grou waren in de negentiende eeuw een veertiental molens.
Hiervan waren er vier “produktiemolens” nl. : 2 zaagmolens, 1 graanmolen en 1 oliemolen. De andere molens waren zogenaamde poldermolens voor het verpompen van water naar
de boezem.
Nu is er geen enkele molen in het dorp overgebleven.
In het buitengebied van Grou waren enkele tientallen poldermolens, waarvan er nu nog slechts enkele staan in de Bird en het Leechlán.
De Rog- en Pelmolen
Deze molen stond op It Grien (Halbertsma ’s Plein). Op de fundamenten van de molen is de huidige muziektent gebouwd. Reeds in 1665 stond op deze plaats een molen. Eerst een zogenaamde standerdmolen, maar doordat er hogere huizen rondom de molen werden gebouwd, besloot de eigenaar Sjoerd Tabes Meester, ‘schoenmacker, barbier en coopman te Grouw’, in 1752 een achtkantige molen te stichten. Met een nieuwe eigenaar kreeg de molen vaak ook andere namen. Onder andere zijn “De Drie Gebroeders” en “De Hoop” de namen geweest van deze molen. Laatste eigenaar werd in 1878, voor de koopsom van f 4.000,00, Wijbe Pieters van der Leest.
Er is in de laatste periode van deze molen veel ellende geweest wegens 2 x afbranden met alle risico’s voor de omwonenden. Op 8 september 1885 brandde de molen af. Ondanks vele protesten uit het dorp werd de molen toch herbouwd.



Echter, op 27 januari 1887, brandde de molen opnieuw af. Beide keren was de eigenaar op reis. De haat tegen Van der Leest werd zo groot dat hij door het gehele dorp werd geboycot. Leveringen werden hem geweigerd, ambachtslieden werkten ook mee, zodat hij gedwongen werd alles van buiten het dorp te laten komen. Alles werd in het werk gesteld het leven van de man zo onaangenaam mogelijk te maken. Grou offerde toen evenwel zijn goede naam op. Men las soms van “het Godvergeten en hemeltergend Grouw”. Maar het resultaat was wel dat Van der Leest uit het dorp vertrok en dat de molen niet weer is herbouwd.

Houtmolen “De Eendracht”
Deze molen is gebouwd in 1766. Cornelis van Scheltinga, toen grietman van Idaarderadeel, schrijft: “Alzoo de Kerkvoogden van den Dorpe Grouw voornemens zijn om een klein stuks lands, de kerkvoogdij van den Dorpe Grouw in eigendom toebehoorende, op een profijtelijke en voordeelige wijs tot oprichting van een houtmolen, welke niet alleen tot sieraad maar ook tot nutte van gemelde Dorpe zoude kunnen strekken. Daarna roepte dorpsrigter W. Rollema een vergadering bijeen op 12 december 1765 waar men tot een besluit kwam om een houtmolen te stichten op aandelen. Voor grondpacht werd een eeuwige rente vastgesteld, groot 15 gulden 76 cent per jaar”. De molen werd in 1911 afgebroken. De Molenstraat verwijst nog naar de plaats waar de molen heeft gestaan.

Houtmolen “De Jonge Valk”
Deze molen werd gebouwd in 1854, ongeveer ter hoogte van de huidige hoek Stationsweg/ Brêgepaad. Hij werd gebouwd op een rietpol, opgehoogd met lange turf. De eerste steen werd gelegd door Ruurd van Riezen en de molen werd afgebroken in 1917. De molen werd gesloopt in periode 1911/1917.
Op de klippen van de zaagschuur is later de houten loods voor de slotgatenmachine van Halbertsma deuren gebouwd (een soort voorganger van de Halbertsma fabriek). Bij deze molen hoorden twee houtschuren, staande bij de spoorbrug en gebouwd in 1885. In 1943 brandden deze af.

1873-1915 Dijkstra oliemolen
Deze molen, staande aan de overkant van het vaarwater ‘De Grouw’, werd gebouwd in 1873. Ook deze molen werd gebouwd op een rietpol, opgehoogd met zand en modder. Fokke U. Zwat, timmerman te Grouw, heeft de molen gebouwd. In 1910 werd van windkracht overgegaan op stoom. In 1920 werd de productie gestaakt en de molen voor afbraak verkocht aan een aannemer uit Hantum. Laatste eigenaar was Tjitte Hommes Dijkstra.

Bron: Diverse exemplaren weekblad Frisia (1896-1977).
Overgenomen uit het familieboek Nijdam / Oedsma:
FAMILIE NIJDAM / OEDSMA
300 JAAR OP DE PLEATS KLEIN FENWIERSTRA IN IT HôFLâN ONDER GRDU
EEN HISTORISCHE 6ESCHRIJVINQ Periode 1800-1950
Het dieptepunt van de economische crisis in de tweede helft van de negentiende eeuw begon in zicht te komen, de bedrijfsvoering moest moderner via mechanisatie, gebruik makend van kunstmest en ook veevoer zoals lijnkoeken werd steeds belangrijker voor een verhoging van de melkproductie.
Het oprichten van windmolens eind jaren zeventig van de negentiende eeuw voor o.a. de productie van lijnkoeken als krachtvoer voor het melkvee was een schot in de roos.
De productie van olie en lijnkoeken uit lijnzaad via windmolens werd in Grou en Irnsum opgestart door onze familie in de juiste periode te weten : een periode van groei, mechanisatie en hoop.
Veel boerderijen werden in die periode opnieuw gebouwd / verbouwd, ook ter verhoging van de efficiency.
Hiervoor waren veel houtproducten nodig, die met de molen in Irnsum vooral in de zomerperiode werden gemaakt.
De lijnkoeken waren met name in de stalperiode een veel gevraagd artikel.
De conclusie mag worden getrokken, dat de zwagers Homme J. Dijkstra en Hoyte(1) Hendriks Nijdam de toenmalige tijd goed hebben begrepen en het gedurfd hebben om uit het vertrouwde boerenleven te stappen en een andere richting in te gaan.
Goede ondernemers !!
In februari 1873 namen Hoyte (1) Hendriks Nijdam en zijn zwager Homme Jacobs Dijkstra een perceel grond in erfpacht van de Hervormde Gemeente te Grouw en wel voor de pachtprijs van f 25, In het contract staat o.a. vermeld, dat hierop uitsluitend een oliemolen, woonhuizinge, 2 huizen voor knechten en pakhuizen mochten worden gesticht teneinde het vak van molenaar uit te oefenen.
Het stukje grond ligt schuin tegenover waar nu Hotel Oostergoo is en tegenover de kade aan het water: de Rechte Grouw.
Al in augustus 1876 besluit Hoyte Hendriks Nijdam zijn 5/19 deel en het deel zijn minderjarige zoon Gooitzen (1/9 deel), alsmede dat van zijn zoon Hendrik (2) ( Y9 deel), te verkopen aan compagnon Homme Jacobs Dijkstra, die reeds de andere helft in bezit had. Wat zal de reden zijn geweest voor de verkoop van de molen in Grou?
In 1877 trouwde zoon Hendrik (2) Hoites met Antje Tjerk Tuinstra en werd boer op Klein Fenwierstra. Vader Hoyte(1) Hendriks, wiens vrouw Jitske Tietes Peenstra twee jaar eerder in juni 1875 was overleden, begon met zijn zoon Gooitzen een nieuw leven in Irnsum. Ze stichtten in 1877 een olie- en houtmolen aan de Boomn aldaar (zie verder bij : Molen in irnsum).
Zowel Homme Jacobs Dijkstra als Hoyte(1) en Gooitzen Nijdam hebben zeer goede zaken met hun molens en zijn binnen enkele tientallen jaren rijke en aanzienlijke mensen geworden in Grou en Irnsum.
In 1897 werd er door Dijkstra in de bedrijfgebouwen van de molen geïnvesteerd door een stoommachine te plaatsen en in 1910 werd een dieselmotor aangeschaft.
Hieruit blijkt, dat de produktie minder afhankelijk werd van de wind en dus steeds efficienter. De tijd van modernisering en mechanisatie was toen begonnen, waarbij ook de concurrentieslag moest worden aangegaan.
De traditionele oliemolen veranderde in een moderne olieslagerij.
De activiteiten van deze molen! olieslagerij in Grouw hebben geduurd tot 1920.
In maart van dat jaar heeft de verkoop plaatsgevonden van de terreinen, waarop de voormalige oliemolen, fabriekgebouwen, alsmede huizinge en arbeidshuizen, schuren, aanlegplaats enz.
In de akte staat de volledige inboedel beschreven, waaruit nogmaals blijkt, dat de modernisering had plaatsgevonden met stoomketel, motorkamer, fabrieksschoorsteen e.d. en verder ook de aanwezigheid van een laboratorium.
Er werd gesproken over een solide stenen fabrieksgebouw.
Tjitte Hommes Dijkstra

Joukje Tjittes Dijkstra-Koopmans

De verkoper van de molen en bijbehoren was Tjitte Hommes Dijkstra (perceel 1-8), die de zoon was van Homme Jacobs Dijkstra.

Gelijk met de molenverkoop zijn volgens dezelfde akte enkele percelen hooiland verkocht aan en ten zuiden van de Driehuistervaart, in bezit van : Hendrik(2) Hoites Nijdam : perceel 9-11, kadastraal Grouw sectie C nrs. 730(voorheen C303) , 292(deel) , 296, 317, 310(deel).
De oliemolen / fabriek heeft geen professioneel vervolg gekregen, de bedrijfslocatie is gesloopt. Enkele woningen, die hierbij hoorden zijn na bijna 100 jaar nog steeds aanwezig en herkenbaar.