BUURTEN IN GROU
In Grou hebben enkele honderden jaren verenigingen bestaan die bij ziekte of overlijden in hun buurt taken voor die buurtbewoners verrichtten. De leden zochten bestuursleden die gecommiteerden werden genoemd. Deze gecommiteerden moesten zorgen dat de reglementen van de buurt (buorrens) werden nageleefd. Op Kop(p)ermaandag deden de gecommiteerden verslag van het afgelopen jaar.
Burenplicht in Grou
Om elkaar te kunnen helpen bij ziekte en overlijden kenden de Grousters burenplicht.
Het dorp was, wat de burenplicht betreft, verdeeld in acht buurten. Soms was het maar een klein groepje huizen dat een eigen reglement voor de burenplicht kende, terwijl er ook meerdere straten en steegjes met elkaar één buurt vormden. Zo waren er:
1 Achter de Tsjerkebuorren.
2 Houtmolebuorren, voorheen Buorren bij de brêge.
3 Dútslânsbuorren mei Wide– en Neare Steechbuorren.
4 Nij hústerbuorren.
5 Lytse buorren.
6 Sânhústerbuorren.
7 Bouke Douwesbuorren.
8 Rikeljuesbuorren.
In het reglement van elke buurt stond beschreven wat de taak van een lid was bij ziekte en overlijden. Zo moest men o.a. nachtwaken bij zieken, afleggen bij overlijden, beluiden voor de begrafenis, een graf graven en grafwaarts dragen. Als je de afgesproken taken niet volgens het reglement uitvoerde, kreeg je een boete opgelegd. Ook kon je je voor een bepaald bedrag een jaar vrijkopen van deze taken. De leden van een buurt zochten in het hele dorp naar geschikte mensen, die het bestuur konden vormen. Zo bestond het bestuur van Buorren bij de brêge in 1749 uit een drietal middenstanders. Dat waren Pyter Watses – bakker, Joost Jurjens – smid en Teke Dirks – schoenmaker. Het was traditie dat de gecommiteerden op Kopermaandag (de eerste maandag na de eerste zondag na Drie Koningen) de leden van de buurt bijeen riepen om verslag te doen. De stemming op Kopermaandag was meestal prettig, al werd de avond met het voorlezen van de namen van de overleden buurtgenoten begonnen. Tijdens het aanhoren en bespreken van de rekening en het kiezen van de gecommiteerden werd koffie en koek gebruikt. Voor de mannen waren Goudse pijpen beschikbaar en stond de tabak in witte borden klaar. Inkomsten waren de opbrengsten van de boetes, betaald door hen die in de vervulling van hun burenplichten te kort kwamen en de afkoopgelden. Deze avonden eindigden vaak met gemeenschappelijk gezang, voordrachten en tot slot “skotse”, de populairste dans in die tijd.
Dit systeem van burenplicht kreeg in 1906 concurrentie. In dat jaar werd in Grou het Groene Kruis opgericht en op één van de eerste vergaderingen besloot men om de ziekenzorg op een modernere manier te organiseren en een begrafenisvereniging, “De Lêste Eare”, op te richten.
In 1906 werd ook meteen de Rikeljuesbuorren ontbonden. De overige buurten bleven bestaan en besloten in 1917 onder de naam “Helpt Elkander” te fuseren. In 1918 werd nog een gezellige Kopermaandag gehouden waar zo’n 200 leden aanwezig waren. Men kreeg koffie met een zwart klontje, koek en koekjes, terwijl de mannen een echte Havanna konden opsteken. De avond eindigde weer met zang en voordrachten.
Toch werd het enthousiasme in de loop der jaren minder en in 1932 stelde het bestuur de vraag aan De Lêste Eare of zij voor een fusie voelde. Na overleg kwam de fusie tot stand. De naam “Helpt Elkander” vervalt en de koffiedrinkerij op de jaarvergaderingen wordt afgeschaft. Daarmee is er in Grou een einde gekomen aan de burenplicht.
Zie ook het artikel over Kopermaandag.